In een vertelvoorstelling staan de afzonderlijke verhalen niet op zichzelf. Zij zijn de blokken van het bouwwerk dat de verteller de toehoorders wil laten beleven. Het plaatsen van de juiste verhalen op de juiste plek, en het creëren van soepele overgangen tussen de verhalen, is bepalend voor een succesvolle programmering. In deze cursus wordt de fundering gelegd voor het opbouwen van een vertelprogramma.
Voor wie?
Het is belangrijk dat de deelnemer al enig repertoire heeft opgebouwd.
De cursus is een verplicht onderdeel van de Leerroute Vertellen voor een groot publiek.
Praktisch: lesgeld, locatie, tijden
Datum: zie kopje Cursusdata onderaan deze pagina. De website geeft automatisch aan of er nog plek is.
Is er nog geen datum gepland? Neem dan contact met ons op, zodat je een e-mail ontvangt zodra de datum bekend is.
Docenten: Toos Ligtenberg en Ernst Weerstra
Lesgeld: € 305,00 incl. 21% BTW NL
Vragen?
Heb je nog vragen? Kijk dan eerst bij onze veelgestelde vragen voordat je belt of mailt.
Aanmelden
Na inschrijving via de website, ontvang je een e-mail met een bevestiging en een factuur.
Bekijk voor je inschrijft ook onze inschrijfvoorwaarden!
Uitgebreide beschrijving
Met dat plan sta je dan voor de boekenkast, in de bibliotheek of zit je achter de computer. Waar moet je beginnen?! Verhalen zoeken lijkt ineens op de spreekwoordelijke "speld in de hooiberg". Hoe zorg je ervoor dat je niet in die hooiberg verdwaalt?
Voorbereiding
Tijdens deze cursus voer je (creatieve) opdrachten uit aan de hand van een voor aanvang gekozen thema voor een voorstelling. Dit kan een thema zijn voor een voorstelling die je daadwerkelijk wilt maken. Deelnemers die bij de Vertelacademie de 'Leerroute Vertellen voor een groot publiek volgen' kunnen zo de eerste stappen zetten op weg naar hun afstudeersolo. Heb je (nog) geen concreet thema hebben voor een voorstelling? Kies dan ter voorbereiding op de cursus een oefenthema voor een fictieve voorstelling.
Programmaconcept
In deze driedaagse cursus maak je een begin met het methodisch ontwikkelen van een programmaconcept. Daarbij gebruiken we oefeningen en technieken uit het “creatief denken” (Edward de Bono) en het “creatief schrijven”.
De werkwijze wordt in de praktijk uitgeprobeerd aan de hand van spontaan door de groep aangedragen ideeën en thema’s. De cursus bestaat uit drie fasen (van ieder een dag) met daartussen een werkopdracht voor de deelnemers.
Fase 1 Oriëntatie
Met behulp van verschillende oefeningen wordt het associatieveld rondom het idee, het thema, het verhaal of de doelgroep verkend. Stap voor stap wordt daarna dat grote veld ingeperkt en worden de resultaten in korte teksten gedocumenteerd.
Aan het concept van het programma, dat uit deze oriëntatie naar voren komt, worden persoonlijke commentaren van de verteller toegevoegd. Deze krijgen de vorm van uitspraken en gedichtregels.
Uit dit materiaal worden tot slot zoekopdrachten geformuleerd, die natuurlijk direct losgelaten worden op de andere deelnemers. Wie kent er een verhaal, boek of film die voldoet aan de gestelde opdracht?
Werkopdracht 1
In de weken die tussen de eerste twee bijeenkomsten liggen krijgen de deelnemers de opdracht om twee verhalen te zoeken die zouden kunnen passen in het ontwikkelde concept en bereiden een korte presentatie van die verhalen voor.
Fase 2 Plotontwikkeling
De deelnemers presenteren de door hen uitgezochte verhalen. Vanuit dat materiaal wordt gezamenlijk een plot voor een programma ontwikkeld aan de hand van vraagstellingen als:
- Welke mogelijke rode draad ligt in deze verhalen besloten.
- Welke plaats in een programma zouden die verhalen kunnen hebben? Wat zou er dan voor of na moeten komen?
- Wat zouden ingrediënten voor een (impliciete of expliciete) raamvertelling kunnen zijn.
- Zijn er aanpassingen mogelijk die de verhalen beter op elkaar laten aansluiten?
De resultaten van deze besprekingen worden gedocumenteerd in de vorm van korte inleidingen tot de verhalen en intermezzi tussen de verhalen. De eventuele raamvertellingen worden als korte vertellingen onderling uitgewisseld.
Fase 3 Praktijkdag
Wanneer de verhalen in de juiste volgorde staan en de rode draad tussen die verhalen is gespannen (in de vorm van intermezzi of een raamvertelling), dan is er de uitdaging om die voorstelling een eigen logische samenhangende opbouw te geven. Ook moet bekeken worden hoe verhalen en de raamvertelling elkaar in de voorstelling beïnvloeden. Tijdens de praktijkdag onderzoeken we de dramaturgie van een conceptvoorstelling die de deelnemers aan de hand van drie verhalen ontwerpen. Vragen die hierbij een rol spelen:
- Welke ontwikkeling maakt het publiek mee bij het beluisteren van de voorstelling?
- Hoe zorg ik ervoor dat er spanning in de voorstelling blijft?
- Waarmee moet het publiek zich identificeren?
- Welk licht werpt de raamvertelling op de verhalen en omgekeerd?
Werkopdracht 2
Tijdens de tweede bijeenkomst introduceert de docent twee reeksen van drie gegeven verhalen. De opdracht is om daarvan een voorstellingsconcept te maken.
De deelnemersgroep wordt in (kleine) subgroepen gedeeld en deze gaan met één van deze twee casussen aan de slag. Het thema wordt samen onderzocht en vervolgens worden een (of meerdere) samenhangende concepten bedacht. Dit concept wordt zo uitgewerkt dat er een synopsis van een vertelvoorstelling ontstaat.
Het verkennen, onderzoeken en uitwerken van de casus kan via e-mail, maar het groepje kan ook kiezen voor een fysieke brainstorm- en uitwerksessie.
Tot slot worden de uitgewerkte resultaten naar de docent gemaild, zodat deze zich op de derde bijeenkomst kan voorbereiden. Ook de deelnemers uit de andere groep(en), krijgen het plan via e-mail toegestuurd.
Tijdens de praktijkdag worden de beide uitgewerkte plannen besproken. Er wordt vooral aandacht besteed aan de dramaturgie van de plannen, waarbij er steeds een balans gezocht zal worden tussen de creatieve vondsten en de duiding van deze artistieke keuzes binnen de context van de voorstelling. Welke betekenis heeft de bedachte handeling binnen het concept van de voorstelling? Hoe zou het publiek de voorstelling en de gemaakte keuzes kunnen interpreteren?
Er zal stil gestaan worden bij de ontwikkeling, de lijn, van de voorstelling als geheel, de samenhang tussen de gekozen verhalen en de volgorde waarin de verhalen verteld gaan worden. Welke (artistieke) keuzes zijn er gemaakt en waarom? Welke mogelijkheden zouden er nog meer zijn? Doordat beide groepen een andere casus hebben uitgewerkt, is er tijdens de praktijkdag een klankbord aanwezig in de rol van publiek.
Aanvullende informatie
Op de Campus staat een pagina met studiemateriaal bij deze cursus. Daar vind je o.a. een overzicht van competenties waaraan wordt gewerkt, tips voor leerroutestudenten en literatuurtips.